Het ras

Algemene typering

Van huis uit is het kooikerhondje een werkhondje: assistent van de kooibaas, bewaker van huis en erf, verdelger van muizen, mollen en ratten. Het is een lief, vrolijk en pittig hondje, attent en intelligent, dat in hoge mate bereid is om voor de baas te werken.

Rennende kooiker

In huis vertoont het kooikerhondje een groot aanpassingsvermogen; op zijn tijd rustig en bescheiden, dan weer speels en bruisend van levenslust. Hij is goed waaks, maar slaat alleen aan als er reden voor is.

In vrije beweging buiten (onaangelijnd) heeft hij een hoog bewegingstempo, lichtvoetig met een permanent sierlijk wuivende staart.
Hij is gevoelig voor lawaai en harde woorden. Het is geen allemansvriend. Hij is aanvankelijk terughoudend tegenover vreemden, kinderen en andere honden.

Afhankelijk van het temperament zal hij vluchten of grauwen als hij zich onzeker voelt. Heeft hij iemand geaccepteerd dan is er een vriendschap voor het leven gesloten.

Snuffelende kooikers

Enkele raspunten

Schofthoogte: 35 tot 40 cm. Middelmatige lange, goed aansluitende beharing. Kleur: wit met oranjerode platen. Amandelvormige donkerbruine ogen met een vriendelijke uitdrukking. De oren, die lang behaard zijn, worden tegen de wangen gedragen; zwarte haarpunten (oorbellen) zijn gewenst. Bevederde staart met een witte pluim. Karakter: vrolijk, maar niet te luidruchtig, zeer op zijn omgeving gesteld, vriendelijk, goedaardig en attent.

Reu en teef

Reu/teef

Een kooikerreutje is veelal wat groter dan een teefje. Qua karakter ontlopen de beide geslachten elkaar niet veel. Uiteraard heeft u bij een teefje te maken met optredende loopsheden.

Het kooikerhondje is permanent verharend, maar een teefje verhaart nog wat meer dan een reu.

Een reu is standvastiger qua karakter, maar heeft soms wat meer dan teefjes de neiging om de baas in huis te worden. Dit is met een consequente aanpak echter prima op te vangen.